De gruwelijke dood van de 58 Chinese verstekelingen, die in een container de overtocht naar Dover waagden, heeft de Europese regeringen geschokt. Mensensmokkel, wat kunnen we daartegen doen? Tijd voor een radicale koerswijziging, stelt de Leidse bijzonder hoogleraar filosofie Edith Brugmans.De gruwelijke dood van de 58 Chinese verstekelingen in juni jongstleden is de druppel die de emmer van het asielschandaal doet overlopen. Want laten we wel wezen: dit is een schandaal in de zin van Mattheus (13,41): een aanstootgevende ongerechtigheid die te berouwen is in 'wening en knersing der tanden'. Niet alleen de weg van mensen die tot smokkelwaar verworden zijn, is verstikkend, ook de plaats van bestemming biedt al te vaak niets meer dan de benauwenis van het onderduiken, van het schuilen in de illegaliteit.
Natuurlijk, sommige vreemdelingen slagen erin zich in levende lijve te melden als asielzoeker en een deel van hen vindt erkenning in de vorm van een verblijfsvergunning. Misschien liggen de verhoudingen in kwantitatieve zin zelfs gunstig en vinden velen een fatsoenlijk onthaal terwijl slechts enkelen hun zoektocht met de dood bekopen. Maar in kwalitatieve zin is de onwaardige dood van een enkele mens die niets anders doet dan zich verplaatsen van het ene land naar het andere, een grove onrechtvaardigheid. Het is aan ons om schuld te bekennen aan het kwaad van de moordende uitsluiting van vreemdelingen en het is aan ons om dat kwaad bij de wortel uit te roeien.
'Life is elsewhere'
Hoe is dit mogelijk? Natuurlijk niet door de controles op de in- en uitgaande vrachtwagens, schepen, treinen en personenauto's te intensiveren. Evenmin door de sancties op 'verstekelingenvervoer' en 'mensensmokkel' te verscherpen. Dergelijke maatregelen en straffen zijn waarschijnlijk niet alleen niet effectief, ze zijn fundamenteel misplaatst. Ze zijn het foute antwoord omdat ze veronderstellen dat er terecht sprake kan zijn van 'smokkel' en van 'illegalen'. De wortel van het probleem is echter dat deze categorieƫn berusten op een verwerpelijke juridische kwalificering van mensen als 'illegalen' en van vervoersactiviteiten als 'mensensmokkel'. Inderdaad, smokkel en illegaliteit dienen uitgebannen te worden en wel op een radicale manier, namelijk door de rechtsregels die de posities van de illegaliteit en de smokkel creƫren, af te schaffen. Deze rechtsregels zelf, en niet de handelingen die krachtens deze regels als overtredingen gelden, zijn schandalig. De rechtsregels wekken de schijn dat het legitiem is dat sommige mensen, 'wij', aan sommige medemensen, in casu de economisch vluchtelingen, in woord en daad te verstaan geven: 'je mag wel leven, maar niet hier. Voor jou geldt letterlijk "life is elsewhere".' Maar hoe is het mogelijk dat de ene mens dit tegen de andere mens durft te zeggen? Waar halen wij de brutaliteit vandaan om anderen, die door hun komst te kennen geven dat ze een leven hier willen opbouwen, te verbieden om hier te zijn? Hoe halen wij het in ons hoofd om te denken dat het moreel terecht kan zijn om 'afgewezenen' en 'uitgeprocedeerden' desnoods plat te spuiten en op een vliegtuig te zetten naar 'elsewhere'?
Zeker, in het licht van de politieke geschiedenis van de afgelopen zestig jaar zijn deze praktijken deels begrijpelijk. De afschuw over de wandaden die begaan zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een wetgeving die een veilig heenkomen garandeerde voor politieke vluchtelingen. Het ruimhartige asielbeleid dat geproclameerd is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 heeft in de grondwetten van vele westerse staten een juridische verankering gekregen. De asielverlenende staten namen daarbij de verplichting op zich om degenen die als politiek vluchteling toegelaten werden, een status te verlenen die gelijk is aan die van de eigen burgers voor wat betreft de burgerlijke en sociaal-economische rechten.
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw leidde de economische groei tot het aantrekken van gastarbeiders. En ook zij verwierven, met hun arbeidsverplichting, burgerlijke en sociaal-economische rechten. Sommigen onder hen hebben, na enige jaren, ook de politieke rechten verworven.
Maar nu zou Nederland 'vol' zijn. Wat betekent dit? Het kan niet betekenen dat er geen plek over is voor meer mensen, aangezien het grootste gedeelte van het Nederlandse grondgebied nog niet bewoond wordt. Maar zelfs als ons hele land een woonbestemming zou hebben, is het niet zeker dat Nederland vol is. Immers, een absoluut en objectief criterium om te bepalen hoeveel ruimte een mens nodig heeft om te leven, ontbreekt ten enenmale. Het lichaam van een individu vraagt niet meer dan twee kubieke meter, zoals de doodscontainer in Dover nog eens toonde. Het wonen van een persoon is misschien al redelijk te noemen als twaalf vierkante meter 'eigen kameroppervlak' gewaarborgd is. Of moeten we eerder denken aan twintig vierkante meter plus een stukje vruchtbare grond van driehonderd vierkante meter zodat de persoon ook nog de eigen boontjes kan doppen? Of is meer levensruimte gewenst? Kortom, dat mensen een plek nodig hebben is een onontkoombaar fysisch gegeven, maar het antwoord op de vraag hoe veel ruimte mensen nodig hebben om een menselijk leven te leiden, is afhankelijk van historisch-cultureel bepaalde normen, en dus variabel. De uitspraak dat Nederland in fysieke zin 'vol' is, is dan ook betwistbaar.
Is Nederland dan vol omdat onze culturele identiteit slechts bewaard kan blijven wanneer wij nu nieuwe, vreemde elementen buiten houden? Op dit punt kan Euro 2000 ons iets leren. Slechts in het rondspelen van de bal tussen 'wij' en 'zij' ontstaat de notie van 'identiteit'. Als spelers van het spel zijn 'wij' en 'zij' principieel gelijkwaardig. 'Onze jongens' moeten zich, in hun streven naar onderscheidend kampioenschap, aan die gelijkwaardigheid van het gemeenschappelijke spel overgeven. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse culturele identiteit, die slechts kan bestaan en voortbestaan in een voortdurende gemeenschappelijkheid met 'de anderen'. Dat die identiteit dan geen statisch gegeven is maar een dynamisch karakter heeft, is evident. Deze dynamiek is echter geen reden tot ongerustheid, zolang ze niet ontwikkeld wordt in een strijd op leven en dood met die 'anderen'.
Nationale rijkdom
De kreet 'Nederland is vol' betekent waarschijnlijk wel dat de nationale rijkdom niet weggegeven mag worden aan mensen die geen 'recht' hebben op een deel ervan. En deze betekenis geeft precies het punt aan waarop de ommekeer kan aangrijpen. Immers, indien het ons menens is om het kwaad van de verstikkende mensensmokkel, van het illegaal verblijf en van de gewelddadige uitzettingen van uitgeprocedeerden radicaal uit te bannen, en indien de belangrijkste bestaansreden voor deze vormen van het kwaad gelegen is in de economische interesse van vreemdelingen om in ons land, of, ruimer, in Europa, enige 'rijkdom' te verwerven, dan is dat kwaad te keren door een nieuw beleid te voeren. wat voor mij dan weer op het probleem lijdt dat door grenzen open te gooien er haast niet te ontkomen is aan een open markt liberaal systeem, wat al snel lijdt tot, survival of the fittest, waarin iedereen weer waar zijn eigen ouders en groot ouders moet gaan zorgen omdat er geen grote controle is van de overheid. En zij die niet kunnen mee draaien er geen vangnet voor is. Ik sluit me dit blog bericht dus ook niet af met een conclusie omdat er nog te veel vragen voor mij naar boven komen.
Natuurlijk, sommige vreemdelingen slagen erin zich in levende lijve te melden als asielzoeker en een deel van hen vindt erkenning in de vorm van een verblijfsvergunning. Misschien liggen de verhoudingen in kwantitatieve zin zelfs gunstig en vinden velen een fatsoenlijk onthaal terwijl slechts enkelen hun zoektocht met de dood bekopen. Maar in kwalitatieve zin is de onwaardige dood van een enkele mens die niets anders doet dan zich verplaatsen van het ene land naar het andere, een grove onrechtvaardigheid. Het is aan ons om schuld te bekennen aan het kwaad van de moordende uitsluiting van vreemdelingen en het is aan ons om dat kwaad bij de wortel uit te roeien.
'Life is elsewhere'
Hoe is dit mogelijk? Natuurlijk niet door de controles op de in- en uitgaande vrachtwagens, schepen, treinen en personenauto's te intensiveren. Evenmin door de sancties op 'verstekelingenvervoer' en 'mensensmokkel' te verscherpen. Dergelijke maatregelen en straffen zijn waarschijnlijk niet alleen niet effectief, ze zijn fundamenteel misplaatst. Ze zijn het foute antwoord omdat ze veronderstellen dat er terecht sprake kan zijn van 'smokkel' en van 'illegalen'. De wortel van het probleem is echter dat deze categorieƫn berusten op een verwerpelijke juridische kwalificering van mensen als 'illegalen' en van vervoersactiviteiten als 'mensensmokkel'. Inderdaad, smokkel en illegaliteit dienen uitgebannen te worden en wel op een radicale manier, namelijk door de rechtsregels die de posities van de illegaliteit en de smokkel creƫren, af te schaffen. Deze rechtsregels zelf, en niet de handelingen die krachtens deze regels als overtredingen gelden, zijn schandalig. De rechtsregels wekken de schijn dat het legitiem is dat sommige mensen, 'wij', aan sommige medemensen, in casu de economisch vluchtelingen, in woord en daad te verstaan geven: 'je mag wel leven, maar niet hier. Voor jou geldt letterlijk "life is elsewhere".' Maar hoe is het mogelijk dat de ene mens dit tegen de andere mens durft te zeggen? Waar halen wij de brutaliteit vandaan om anderen, die door hun komst te kennen geven dat ze een leven hier willen opbouwen, te verbieden om hier te zijn? Hoe halen wij het in ons hoofd om te denken dat het moreel terecht kan zijn om 'afgewezenen' en 'uitgeprocedeerden' desnoods plat te spuiten en op een vliegtuig te zetten naar 'elsewhere'?
Zeker, in het licht van de politieke geschiedenis van de afgelopen zestig jaar zijn deze praktijken deels begrijpelijk. De afschuw over de wandaden die begaan zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een wetgeving die een veilig heenkomen garandeerde voor politieke vluchtelingen. Het ruimhartige asielbeleid dat geproclameerd is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 heeft in de grondwetten van vele westerse staten een juridische verankering gekregen. De asielverlenende staten namen daarbij de verplichting op zich om degenen die als politiek vluchteling toegelaten werden, een status te verlenen die gelijk is aan die van de eigen burgers voor wat betreft de burgerlijke en sociaal-economische rechten.
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw leidde de economische groei tot het aantrekken van gastarbeiders. En ook zij verwierven, met hun arbeidsverplichting, burgerlijke en sociaal-economische rechten. Sommigen onder hen hebben, na enige jaren, ook de politieke rechten verworven.
Maar nu zou Nederland 'vol' zijn. Wat betekent dit? Het kan niet betekenen dat er geen plek over is voor meer mensen, aangezien het grootste gedeelte van het Nederlandse grondgebied nog niet bewoond wordt. Maar zelfs als ons hele land een woonbestemming zou hebben, is het niet zeker dat Nederland vol is. Immers, een absoluut en objectief criterium om te bepalen hoeveel ruimte een mens nodig heeft om te leven, ontbreekt ten enenmale. Het lichaam van een individu vraagt niet meer dan twee kubieke meter, zoals de doodscontainer in Dover nog eens toonde. Het wonen van een persoon is misschien al redelijk te noemen als twaalf vierkante meter 'eigen kameroppervlak' gewaarborgd is. Of moeten we eerder denken aan twintig vierkante meter plus een stukje vruchtbare grond van driehonderd vierkante meter zodat de persoon ook nog de eigen boontjes kan doppen? Of is meer levensruimte gewenst? Kortom, dat mensen een plek nodig hebben is een onontkoombaar fysisch gegeven, maar het antwoord op de vraag hoe veel ruimte mensen nodig hebben om een menselijk leven te leiden, is afhankelijk van historisch-cultureel bepaalde normen, en dus variabel. De uitspraak dat Nederland in fysieke zin 'vol' is, is dan ook betwistbaar.
Is Nederland dan vol omdat onze culturele identiteit slechts bewaard kan blijven wanneer wij nu nieuwe, vreemde elementen buiten houden? Op dit punt kan Euro 2000 ons iets leren. Slechts in het rondspelen van de bal tussen 'wij' en 'zij' ontstaat de notie van 'identiteit'. Als spelers van het spel zijn 'wij' en 'zij' principieel gelijkwaardig. 'Onze jongens' moeten zich, in hun streven naar onderscheidend kampioenschap, aan die gelijkwaardigheid van het gemeenschappelijke spel overgeven. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse culturele identiteit, die slechts kan bestaan en voortbestaan in een voortdurende gemeenschappelijkheid met 'de anderen'. Dat die identiteit dan geen statisch gegeven is maar een dynamisch karakter heeft, is evident. Deze dynamiek is echter geen reden tot ongerustheid, zolang ze niet ontwikkeld wordt in een strijd op leven en dood met die 'anderen'.
Nationale rijkdom
De kreet 'Nederland is vol' betekent waarschijnlijk wel dat de nationale rijkdom niet weggegeven mag worden aan mensen die geen 'recht' hebben op een deel ervan. En deze betekenis geeft precies het punt aan waarop de ommekeer kan aangrijpen. Immers, indien het ons menens is om het kwaad van de verstikkende mensensmokkel, van het illegaal verblijf en van de gewelddadige uitzettingen van uitgeprocedeerden radicaal uit te bannen, en indien de belangrijkste bestaansreden voor deze vormen van het kwaad gelegen is in de economische interesse van vreemdelingen om in ons land, of, ruimer, in Europa, enige 'rijkdom' te verwerven, dan is dat kwaad te keren door een nieuw beleid te voeren. wat voor mij dan weer op het probleem lijdt dat door grenzen open te gooien er haast niet te ontkomen is aan een open markt liberaal systeem, wat al snel lijdt tot, survival of the fittest, waarin iedereen weer waar zijn eigen ouders en groot ouders moet gaan zorgen omdat er geen grote controle is van de overheid. En zij die niet kunnen mee draaien er geen vangnet voor is. Ik sluit me dit blog bericht dus ook niet af met een conclusie omdat er nog te veel vragen voor mij naar boven komen.

No comments:
Post a Comment